lundi 12 mars 2007

IL Y A 30 ANS : LA DECOUVERTE DU TROU DES COPERES

Joël, topographie dans le réseau qu'il a découvert au Copère

Au début du mois de mars 1977, lors d’une réunion du club, la question que faire le we prochain se posait : le Bernard… bof ! le trou du Chien… encore !, et pourquoi pas la grotte de Dédé. Depuis presque un an, Dédé (Désiré Gilles) nous demande d’aller voir un trou dont l’entrée a été découverte par son beau-frère et un ami en 1976.

Nous voici donc le 7 mars, sur le plateau de Moniat, Marc Damilot, Didier Ferage, Albert et Désiré Gilles, Jean-Christophe Garigliany, Benoit Hemels, Jean-Benoit Schram, devant une toute petite entrée qui ne paye vraiment pas de mine. Quelqu’un demande à Didier ce que cela donne, vu qu’il est un des découvreurs, mais il nous répond qu’il ne sait pas, ils ne sont pas entrés voir. C’est donc dans une cavité vierge qu’une partie de l’équipe pénètre. Moi je reste en surface avec Benoit car je n’y crois pas du tout, pour moi cette doline est comme toutes les autres de la zone une extraction de fer du 17° siècle. Mais après une vingtaine de minutes on appelle du fond « il nous faudrait une échelle et des pitons… non ! deux échelles et des cordes », vu que la demande vient de Jean-Christophe qui est coutumier des blagues farfelues, je répond « et ta mère elle cueille des noix de coco au pôle Nord ». Mais peu de temps après c’est la voie de Dédé, » et quoi les échelles, ça viens ! », nous nous équipons en vitesse, bourons le matériel dans deux kit-bac (de plage à l’époque), et pénétrons dans la grotte, la descente est facile et rapide, dans un couloir avec quelques passages étroits jusqu'à un miroir de faille. Là un brusque coude à droite mène a une étroiture qui nous sembla impénétrable. Ont appel les autres, et une tête apparaît de l’autre côté du passage, « par ou ête vous passez ? », »mais par ici », » t’es fou ! », »non, c’est streu mais ça passe », et me voilà dans cette étroiture de vingt centimètres de large, un mètre de haut et quatre mètres de long, a tiré un kit qui ne veut pas me suivre. Ensuite un petit puits et rebelote une étroiture, derrière c’est large, avec directement un puits de quatre mètres suivi d’un autre de trois mètres que les copains ont désescalade sans matériel, nous voilà tous réunis, Marc demande le silence, il prend une pierre qu’il lache dans un passage étroit, une seconde, puis un boum, mais alors là, Le Boom, la pierre est tombée dans un vaste puits de seize mètres de profondeur. Vite, un piton, les échelles et nous nous retrouvons tous au bas du puits, suis un autre puits de quatre mètres qui nous amène au fond de la grotte à moins cinquante-six mètres sous le plateau. Lors de la remontée du grand puits un geste malheureux a détaché tout un plancher de grosses pierres que dans la précipitation de la découverte nous avions homis de nettoyer, et qui sont tombé sur une partie de l’équipe, billant : des bosses, un casque démoli, une échelle abîmée et une frayeur pour tous. La suite de la remontée se passa sans problèmes, sauf dans la longue étroiture ou les salopettes en toile de l’époque ne nous ont pas facilité la tâche. Quand nous nous somme tous retrouver à la surface, il falus bien sur baptiser cette découverte, et comme nous étions tous les sept des dinantais, j’ai proposé de lui donner comme nom le surnom dont tous les dinantais sont fiers de Copères, ce qui fût adopté à l’unanimité.

Aan het begin van maart 1977, op een vergadering van de club, de vraag die volgende we doen zich stelde: Bernard… bof! het gat van de Hond… nog! , en waarom niet grotte van Dédé. Sinds bijna een jaar vraagt Dédé (Verlangen Gilles) ons om een gat te gaan zien waarvan de toegang door zijn schoonbroer en een vriend in 1976 werd ontdekt.Wij ziehier dus op 7 maart, op het blad van Moniat, Marc Damilot, Didier Ferage, Albert en Verlangen Gilles, Jean-Christophe Garigliany, Benoît Hemels, Jean-Benoît Schram, voor een erg kleine toegang die echt geen mijn betaalt. Het iemand vraagt aan Didier wat dat geeft, gezien hij een van de ontdekkers is, maar hij antwoordt ons dat hij niet weet, zij niet zijn ingegaan zien. Het is dus in een lege holte dat een deel van het team doordringt. Ik blijf ik aan de oppervlakte met Benoît want ik in er niet geloof geenszins, voor mij dit is doline als alle de anderen van de zone een winning van ijzer van 17° eeuw. Maar na een twintigtal minuten noemen wij van de bodem „hij zouden nodig hebben een schaal en ringbouten… niet! twee schalen en touwen“, gezien de vraag van Jean-Christophe komt die gewoon van grappen gemaakt farfelues is, antwoord ik „en jouwe moeder zij cueille van de noten van kokos aan de Noordelijke pool“. Maar kort daarna is het de weg van Dédé,“ en die de schalen, dat komen! “, rusten wij ons in snelheid uit, bourons het materiaal in twee kit-pont (van strand toendertijd), en dringen in grotte door, de afdaling is gemakkelijk en snel, in een gang met enkele nauwe overgang tot een spiegel van fout. Daar leidt een plotselinge elleboog aan de rechterkant tot een étroiture die ons ondoordringbaar leek. Verzoek hebben de anderen, en een hoofd blijkt van de andere kant van de overgang, „via of gaat u? “,“ maar door hier“,“ bent zich gek! “,“ niet, is het streu maar dat gaat“ voorbij, en me daar is in dit étroiture van twintig centimeters van breed, een meter top en vier meters lengte, heeft kit getrokken die me niet wil volgen. Vervolgens een kleine put en rebelote een étroiture, achter is het breed, met direct een put van vier meters gevolgd door een ander van drie meters dan copains hebben désescalade zonder materiaal, wij daar is vragen allemaal verenigd, Marc de stilte, hij neemt een steen die hij in een nauwe overgang, een tweede lache, vervolgens een explosie, maar dan daar, Boom, is de steen in een uitgebreide put van zestien meters diepte gevallen. Snel een ringbout, de schalen en wij bevinden ons heel aan de onderkant van de put weer, ben een andere put van vier meters die ons onderin grotte naar minder zesenvijftig meters onder het blad brengt. Bij de toename van de grote put heeft een ongelukkig gebaar een hele vloer van grote stenen losgemaakt die in de haast van de ontdekking wij homis hadden om schoon te maken, en die op een deel van het team zijn gevallen, billant: builen, een afgebroken helm, een beschadigde schaal en een schrik voor iedereen. Het vervolg van de toename gebeurde zonder problemen, behalve in lange étroiture of de werkpakken in weefsel van het tijdperk hebben ons de taak niet vergemakkelijkt. Wanneer wij ons iedereen aan de oppervlakte terugvinden sommeren, men natuurlijk moeten deze ontdekking dopen, en zoals wij alle zeven van dinantais bedroegen, heb men voorgesteld om hem als naam de bijnaam te geven waarvan alle ze zijn trots van Copères dinantais, hetgeen met algemene stemmen werd aanvaard.


Jean-Benoît Schram

3 commentaires:

Anonyme a dit…

Quelle belle découverte !! Je retiend que quand J-B que ce n'est pas prometteur, on peux foncer ;-)

Groupe Spéléo la Corde Dinant a dit…

Tu as bien raison Zezette ça vient encore de ce vérifier a l'Al...
mais c'est surtout pour conjurer le sort ;-)

Anonyme a dit…

manque plus que je raconte la suite de la découverte du nouveaux réseau et en plus bien concrétionner.Je vair préparer un petit rappor sur se prolongement au trous des copères.
Joël